De geschiedenis van chocola

 

Hoe is chocola ontdekt?

3000 jaar geleden bewoonden één van de oudste Midden-Amerikaanse beschavingen, de Olmeken, een gebied ten zuiden van Veracruz aan de Golf van Mexico. Dit was een stuk van een tropisch regenwoud. Taaldeskundigen hebben de Olmeekse taal weten te vertalen en zij ontdekten het woord ‘cacao’.

Aangezien cacaobomen hete, vochtige en een schaduwrijke omgeving nodig hebben, was het land van de Olmeken perfect. Daarom denken veel historica’s dat niet de Azteken als eerst de cacaoboom teelden, maar de Olmeken.

Rond de 4e eeuw, een aantal eeuwen na de ondergang van de Olmeken, hadden de Maya’s zich gevestigd in een grote streek ten zuiden van het huidige Mexico die zich uitstrekte van het eiland Yucatán in Midden-Amerika tot de Chiapas en de kust van Guatemala. Het klimaat en de omgeving was perfect voor de cacaoboom.
De Maya’s vonden dat de bomen van de goden waren en dat de vruchten die eraan hingen een geschenk waren aan de mensen van de goden.

De klassieke Maya-beschaving bouwden prachtige stenen paleizen en tempels. In de muren kerfden ze afbeeldingen van de cacaopeulen als een symbool voor leven en vruchtbaarheid.

 

Een gebouw van de Maya’s. (Afbeelding onderaan de pagina)

 

De Maya’s ontwikkelden een systeem van hiërogliefen die ze op vellen schorspapier schreven. Er zijn nog maar vier boeken over van de Maya’s. Deze boeken staan vol met tekeningen van goden die rituelen uitvoeren voor het geloof. Soms komen er ook cacaopeulen in voor, die in de tekst worden aangeduid als ‘voedsel van de goden’.

We weten van de Maya’s dat zij een bitter brouwsel maakten van de cacaobonen. Zo’n een brouwsel was erg luxe en werd gedronken door koningen en edellieden en ze werden ook gebruikt voor heilige rituelen.

In de boeken van de Maya’s worden verschillende manieren beschreven hoe je het kan maken en hoe je het op smaak kan brengen. Het kon een soort papje zijn, verdikt met maïsmeel, of een dunnere drank. Er werden veel specerijen gebruikt, de Spaanse peper was de favoriet van de Maya’s.

Er zijn ook veel beschilderde kommen gevonden in de graven van de Maya’s. Dit wijst er duidelijk op dat ze cacao hebben gebruikt. In 1984 werd er een graf geopend in Guatemale, dit graf bleek allemaal kommen te bevatten waarbij de bedoeling was dat ze daar chocolade uit dronken. Eén van deze kommetjes had een deksel met het Maya-symbool voor chocolade erop en er bleken nog restjes in te zitten van deze chocoladedrank.  

 

Hiërogliefen van de Maya’s. (Afbeelding onderaan de pagina)

 

Na de ondergang van de Maya’s rond het jaar 900 bewoonde eerst de Tolteken en daarna de Azteken het oude gebied van de Maya’s. Hun koning Quetzalcoatl was niet alleen koning, maar ook god van de lucht. Het was zijn taak om de zaden van de cacaoboom van Eden naar de mens te brengen en mensen te leren verschillende gewassen te telen.

Doordat er politieke opstanden kwamen vluchtten Quetzalcoatl en zijn volgelingen naar de Yucatán.

Koning Quetzalcoatl was een tijdlang ziek en hij werd toen overgehaald om een mysterieus drankje te drinken waardoor hij helemaal waanzinnig werd. Hij was ervan overtuigd dat hij zijn koninkrijk moest verlaten en hij ging weg op een klein vlot. Op een bepaald tijdstip zal hij weer terugkomen om dan het koninkrijk weer op te eisen.

Deze legende werd een onderdeel van de Azteekse mythologie en de Azteken waren ervan overtuigd dat in het jaar 1519 een koning met wit gezicht zou komen om het koninkrijk op te eisen. Deze overtuiging zou bepalend zijn voor de toekomst van de Nieuwe Wereld.

 

In 1502, Christoffel Columbus ging voor de vierde en de laatste keer op reis naar het Caribisch gebied. Hij kwam terecht op het eiland Guanaja voor de kust van Honduras. Hij zou hier zijn begroet door de Azteken. Zij dachten dat hij de nieuwe koning was, omdat hij blank was. Daarom gaven de Azteken hem een zak met groot uitgevallen amandelen in ruil voor iets wat hij bij zich had. Toen de Azteken zagen dat Columbus niet wist wat hij ermee moest, legden ze hem het uit dat hij met deze bonen een hele bijzondere drank kon maken. Ze noemden het toen tchocolatl of xocolatl.

De leider van de Azteken liet een paar van zijn bedienden deze drank maken en gaf deze drank aan Columbus. Columbus en zijn bemanning vonden het brouwsel afschuwelijk smaken, maar ze namen toch maar wat cacaobonen mee naar Spanje.

 

Aankomst Columbus bij de Azteken. (Afbeelding onderaan de pagina)

 

Hernán ging in 1519 naar de Nieuwe Wereld met als doel om de El Dorado te vinden (het goud van de Azteken).

Toen hij aankwam in de Nieuwe Wereld geloofde de toenmalige keizer van de Azteken, Montezuma II, dat hij de reïncarnatie was van Quetzalcoatl, wiens terugkeer datzelfde jaar was voorspeld. Door dit werd Hernán Cortés ontvangen als een koning in de hoofdstad Tenochtitlán en door Montezuma II overladen met geschenken, waaronder de cacaoplantage.

Al snel merkte keizer Montezuma II dat hij zich had vergist. Hernán Cortés zag meteen dat zijn positie niet helemaal veilig was. Hij wist een aantal Azteken voor zich te winnen en nam toen Montezuma gevangen. Binnen twee of drie jaar wist Hernán Cortés het hele koninkrijk van de Azteken te vernietigen. Hij vond de rijkdommen van de Azteken niet, daarom keerde hij zich tot de cacaobonen, in tegenstelling tot Christoffel Columbus zag Hernán Cortés wel de economische waarde van deze boon in. Niet alleen voor voedsel, maar ook als betaalmiddel. Hij besefte zich dat geld letterlijk aan de bomen kon groeien en stortte zich volledig op de handelsmogelijkheden. Hij zette in het hele Caribisch gebied cacaoplantages op.

Cacao was goedkoop en redelijk winstgevend, dit lokte veel Spaanse kolonisten naar het Carabisch gebied. Al snel hadden de Spanjaarden plantages in Mexico, Ecuador, Venezuela, Peru en de eilanden Jamaica en Hispaniola (nu Haïti en de Dominicaanse Republiek). Hierna verspreidde de cacaoproductie over de hele wereld, maar de plantages in Zuid-Amerika produceerden nog steeds de beste kwaliteit cacao.

De Spaanse kolonisten probeerde het geheim van de cacao voor zichzelf te houden. Ze hadden hele grote winst door de bonen in Zuid-Amerika te produceren en daarna naar Europa te verschepen. Dit is uiteindelijk niet gelukt. In 1580 werd de eerste cacaofabriek in Spanje gebouwd. Vanaf dat moment verspreidde de populariteit van chocolade naar andere Europese landen. Deze landen legden ook hun eigen plantages aan.

De Nederlanders plantten de boom in hun Oost-Indische gebieden Java en Sumatra aan het begin van de 17e eeuw. Vanaf die plek verspreidde de chocola zich over naar de Filipijnen, Nieuw-Guinea, Samoa en de rest van Indonesië. Dit was een groot economisch alleen doordat er heel veel Afrikaanse slaven werden ingezet.

De Fransen vestigden zich in 1660 in Martinique en in 1677 in Brazilië, samen met de Portugezen. De Nederlanders, Fransen en Engelsen vochten jaren om Trinidad dat uiteindelijk in 1802 in Britse handen viel.

Aan het begin van de 19e eeuw plantten de Portugezen Braziliaanse cacaobomen op het eiland São Tomé, dit lag voor de West-Afrikaanse kust. Hierna plantten ze de cacaoboom op het eiland Fernando Póo en daarna ook in West-Afrika.

Aan het einde van de 19e eeuw hadden de Duitsers zich gevestigd in Kameroen en de Britten in Sri Lanka. Vanaf dat moment kwamen er steeds meer cacaoplantages in Zuidoost-Azië.

 

 

Van boon tot lekkernij

De drank van de Azteken was bitter, vet en werd koud opgediend, dat is een groot verschil met hoe het nu is. Nu is het een zachte, rijke en romige drank. De bereiding van chocolade is op veel verschillende manieren beschreven.

Giramolo Benzoni zei dat ze veel vruchten nodig hebben om chocolade te bereiden. Dat doen ze dan in een aarden pot en drogen het dan boven het vuur. Daarna breken ze de vruchten tussen twee stenen en vermalen ze het tot meel. Hierna doen ze de bloem in de kommen die gemaakt zijn van halve pompoenen en maken ze het meel nat met water. Ook voegen ze nog wat Spaanse pepers toe.

De maalsteen (metate) zou een belangrijke rol hebben gespeeld. Er is een hele gedetailleerde beschrijving gegeven van deze bereiding: “Voor dit doel hebben ze een brede, gladde steen nodig die goed is voor gebruik. Op deze steen malen ze de bonen klein. Hierna hebben ze nog een bredere steen klaarliggen waaronder ze een zacht vuur brandend houden.”

Doordat ze alles met de hand deden zaten er veel harde stukjes in de drank en zag het er niet heel erg smakelijk uit.

Cacao werd voornamelijk gebruikt in een drank die men chocolaté noemde. Volgens José de Acosta gaven ze hoog op van de drank, wat hij dom en onterecht vond. Hij zei dat voor men die de drank niet kende het echt afschuwelijk smaakte. Ook had de drank een soort schuim erop en dat scheen erg ranzig. Voor de Maya’s en de Azteken was dit juist niet zo, zij vonden het schuim het lekkerste van de drank. 

De Maya’s maakten de drank schuimig door de drank over te gieten van de ene naar de andere kom vanaf een bepaalde hoogte. De Azteken vonden later een instrument uit dat de Spanjaarden een molinillo noemden. Deze molinillo was een houten draaistok met een soort peddels aan het einde. Deze peddels pasten precies in een gat in de deksel van de chocoladepot.

Een man uit de 18e eeuw genaamd Jean-Baptiste Labat omschreef dit onmisbare instrument in één van zijn boeken: “De stok is ongeveer 15 centimeter langer dan de chocoladepot, waardoor hij makkelijk tussen de palmen van de hand kan worden gedraaid.”

De molinillo wordt nog steeds gebruikt in Zuid-Amerika. Het ontwerp is niet veranderd, maar er zijn prachtige potten en draaistokken van zilver. Ook hebben deze potten en stokken erg mooie decoraties erop.

 

Een molinillo. (Afbeelding onderaan de pagina)

 

Er werden nog meer ingrediënten gebruikt dan Thomas Cage had beschreven in zijn boek. De Spaanse historicus Sahagún noemt een hele lijst met chocoladedranken die edellieden dronken. Uit deze lijst bleek dat er rosse cacao, helderrode cacao, oranje cacao, zwarte cacao en witte cacao bestond. In de oudere recepten komen dezelfde ingrediënten steeds voor, hieruit kunnen wij opmaken dat de meest gebruikte smaakmakers voor de lijst met chocoladedrankjes waren: Spaanse peper, piment, kruidnagel, vanille, een zwarte peper, verschillende bloemblaadjes, noten en annatto.

Er werd pas later suiker aan de chocola toegevoegd. Volgens een verhaal ontwikkelden de nonnen van Oaxaca, een Azteekse stad die tot 1522 door de Spanjaarden bezet was, nieuwe recepten voor de Spanjaarden. Ze voegden er wat suiker en andere zoete specerijen aan toe, zoals kaneel en anijs. Hierdoor veranderde het bittere brouwseltje van de Azteken in het lekkere drankje wat wij nu kennen.

 

Vroeger was chocola een hele erge vette drank. De drank bevatte cacaoboter, die er vaak bovenop dreef waardoor het er erg onsmakelijk uit zag. Fabrikanten begonnen zetmeel door de chocola te doen zodat het bovenste laagje verdween.

Fabrikanten hebben jaren gezocht naar een manier om de cacaoboter van het cacao te scheiden, maar dat lukte niet. In 1828 vond Coenraad van Houten, een Nederlandse chemicus wel een manier. Zijn machine kon 50% van de aanwezige cacaoboter verwijderen. Als hij de cacaoboter had verwijderd bleef er een verfijnd, broos, cake-achtig residu over wat tot fijn poeder gemalen kon worden.

Alleen dit was niet genoeg voor Coenraad van Houten, daarom ging hij nog een stapje verder. Hij behandelde het poeder met alkalische zouten om het gemakkelijker aan te kunnen leggen met water. Dit proces werd in het buitenland dutching genoemd. Door dit proces werd de chocolade iets donkerder en lichter van smaak.

Coenraad van Houten bracht met deze methodes een revolutie in de chocolade-industrie. Hij ontwikkelde de fabricage van wat wij nu cacaopoeder noemen, maar toen heette het cacao-essence. Het leidde tot een verbetering bij de chocolade. Coenraad van Houten verkocht de rechten tien jaar later, daardoor kon de machine nu overal gebruikt worden. Tot de eerste klanten behoorden de Fry’s en de Cadbury’s. Deze bedrijven wilden elkaar altijd overtreffen. De Fry’s en de Cadbury’s kwamen al snel met hun eigen cacao-essence en maakten reclame voor de zuiverheid en de gemakkelijke bereiding van hun product. De oude poeders, die werden gemaakt met zetmeel, werden in deze reclames omschreven als namaak. Hierdoor kwamen een paar heftige rechtszaken tussen verschillende bedrijven.

De pers van Coenraad van Houten zorgden ook nog voor de grootschalige productie van chocolade als lekkernij.

Nu de cacaoboter van de boon was gescheden, wisten bedrijven niet wat ze met de boter moesten doen, het was te goed om weg te gooien. Eén van de fabrikanten (naam onbekend) kwam op het idee om de cacaoboter te smelten en te mengen met gemalen cacaobonen en suiker. Het resultaat hiervan was een gladde en kneedbare pasta, waarin de suiker niet zanderig werd, omdat het goed oploste in het vet van de cacaoboter. Ook was de pasta erg dun en kon hij makkelijk in een mal gegoten worden. Vanuit dit concept is de eetbare chocolade ontwikkeld.

De Fry’s zegt dat zij de eerste waren die dit nieuwe product op de markt hebben gebracht. Ze noemden hun reep Chocolat Délicieux à Manger. Ze noemde hun reep zo, omdat producten in Franse stijl toen razend populair waren. In 1849 presenteerden ze deze reep op de handelsbeurs in Birmingham. De repen waren direct een razend succes en eetbare chocolade werd een rage. De Cadbury’s wilden de Fry’s weer overwinnen dus sloegen ze meteen terug met de eerste doos met allemaal kleine, aparte chocolaatjes, gevolgd door een speciale doos voor Valentijnsdag. Andere bedrijven begonnen ook met het verkopen van eetbare chocolade. De nieuwe lekkernij kreeg een enorm groot draagvlak.

Doordat de chocolade zo populair was, gingen de prijzen van cacaoboter enorm omhoog en werd de eetbare chocolade erg duur. Daarom aten de rijkere mensen de eetbare chocolade en aten de armere mensen gewoon cacaopoeder.

De Verenigde Staten kwam iets later met hun lijn van eetbare chocolade. Na te hebben geëxperimenteerd met room en chocolade kwam Milton Hershey in 1900 eindelijk met de melkchocoladerepen. De wereldberoemde Hershey Kisses volgden in 1907.

Ghirardelli kwam met een nieuwe smelttechniek en zo kwamen er weer nieuwe chocoladerepen.

De eerste chocolatiers waren te klein om zelf cacaobonen te importeren of om dure machines te kopen. Daarom kochten zij grote blokken chocolade van grote bedrijven en die smolten zij daarna om tot couverte voor hun eigen vulling. In het boek van Alice Bradley genaamd Candy Cook Book uit 1917 was een heel hoofdstuk geschreven over Assorted Chocolates met meer dan zestig recepten voor de vulling. Alice Bradley schreef: “Bij sommige fabrikanten kunt u uit meer dan honderd verschillende soorten chocolade kiezen.”

De chocolade-industrie in de Verenigde Staten groeiden erg snel tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toen werden miljoenen chocoladerepen uitgedeeld aan de Amerikaanse troepen in Europa. Ghirardelli en Hershey waren beiden groot genoeg geworden om alle chocolade te kunnen leveren.

 

 

Hoe is chocola over de wereld verspreidt?

In de 16e eeuw werd chocola geïntroduceerd aan alle landen in Europa, dit kwam doordat de Spanjaarden het product mee naar huis namen. Eerst kwam chocola dus in Spanje en via verschillende handelsroutes is het zo naar Noord-Europa en Groot-Brittannië gegaan. Ook kwam uiteindelijk in Noord-Amerika.

 

Spanje

Waarschijnlijk werd chocola naar Spanje gebracht via handelaren en door hun contacten tussen kloosters in de Nieuwe Wereld  en hun tegenhangers in Spanje.

In 1985 kwam de eerste lading cacaobonen uit Veracruz. Er werd een officiële handelsroute gevestigd. De chocoladedrank werd erg snel populair in Spanje, vooral onder de rijkere bevolking.

Een Franse vrouw die door Spanje reisde was niet echt onder de indruk van de chocoladedrank. Ze zei het volgende over de drank: “Ze drinken het drankje met zo veel peper en specerijen, dat het onvoorstelbaar is dat ze zich niet branden.” Ook vond ze de gebitsverzorging en de gewoonten in Spanje niet goed. “Hun gebit is wel goed en zou wit zijn als ze het verzorgden, maar ze verwaarlozen het. Behalve de suiker en de chocola, die slecht zijn voor het gebit, hebben zowel mannen als vrouwen de slechte gewoonte om ze met een tandenstoker schoon te maken, ongeacht het gezelschap waarin ze verkeren.”

Chocoladehuizen (chocolaterías) kwamen snel het land in. Het was leuk om daar een middagje naartoe te gaan en een kopje te nemen van de bruine drank. Ook doopten ze hun gebakken brood erin.

Nu wordt er nog steeds veel chocoladedrank gedronken in Spanje. Volgens traditie zouden ze elke ochtend beginnen met een beker chocoladedrank en verse gefrituurde soesjesdeeg erbij.

In Spanje en in de rest van Europa werd chocola altijd samengedaan met specerijen, koffie en thee. Het duurde even voordat chocolade werd gebruikt voor snoep en toetjes. Ook was chocola eerst alleen drank, maar al snel werd het een smaakmaker in pittige gerechten. Spanjaarden en Mexicanen verwerkten chocolade in sauzen voor vlees, wild en zelfs vis en dat doen ze nu nog steeds.

 

Nederland

Vanaf de 14e eeuw behoorden de Nederlanden tot Spaans gebied dus werd chocola al erg snel bekend.

De WIC (West-Indische Compagnie) begon in de 17e eeuw zelf cacaobonen naar Amsterdam te vervoeren. Ondanks het verbod op handel met buitenlandse handelaren dat de Spanjaarden de Nederlanden had gegeven.

Toen de WIC cacaobonen naar Amsterdam begonnen te transporteren, werden deze bonen in kleine hoeveelheden doorverkocht aan buitenlandse kopers en zo werden er nieuwe fabrieken in Nederland gebouwd. Tot het einde van de 18e eeuw was de productie niet erg groot en was de chocolade alleen voor de rijke handelaren en bankiers, omdat zij het konden betalen in tegenstelling tot de armere bevolking. 

 

Een chocoladefabriek (Afbeelding onderaan de pagina)

 

Italië

Historici zijn het er niet over eens hoe chocola in Italië terecht is gekomen. Sommige mensen geloven dat dit halverwege de 16e eeuw gebeurde toen de verbannen graaf Emmanuel-Philibert weer aan de macht kwam. Hij zou de chocola in Spanje hebben geproefd.

De meest logische theorie zou zijn dat chocola werd ingevoerd door een handelaar uit Florence die de hele wereld heeft rondgereisd opzoek naar nieuwe producten om te verkopen. Zijn naam was Antonio Carletti. Een andere theorie is, is dat chocola werd geïntroduceerd als medicijn door de kloosters.

Aan het begin van de 17e eeuw waren er al een hoop chocoladehandelaren in het noorden van Italië. Vooral rond Perugia en Turijn. Italiaanse chocoladebedrijven begonnen al snel met het verkopen van nieuwe producten aan andere Europese landen.

 

 

Frankrijk

In Frankrijk begonnen de Fransen ook al snel van chocolade te houden. Ook in Frankrijk zijn er verschillende theorieën over hoe chocolade naar het land is gekomen en waarom.

Volgens sommige mensen was er een netwerk tussen de Spaanse en Franse kloosters. Anderen zeggen weer dat chocolade als medicijn werd ingevoerd. Voor deze theorie is er wel enig bewijs. Historicus Bonaventure d’Argonne heeft bewezen dat de kardinaal van Lyon chocolade dronk “om zijn milt te kalmeren en zijn woede en vervelende humeur tot rust te brengen” en dat hij “het geheim van de Spaanse monniken had gekregen die het naar Frankrijk hebben gebracht”.

We weten in ieder geval wel zeker dat chocola eerst bekend is geworden onder de rijkere bevolking.

De populairste theorie is, is dat chocoladedrank werd geïntroduceerd in 1615, tijdens de bruiloft van Lodewijk XIII en Anna van Oostenrijk (de jongste dochter van Filips II, Spanje). Anna, de nieuwe koningin scheen heel erg van chocola te houden en liet alle hovelingen kennismaken met de drank. Er waren daar een hoop liefhebbers van de drank. De persoonlijke raadsman van de koning, kardinaal Mazarin, weigerde zelfs te reizen als er geen persoonlijke chocolademaker mee was. Een paar jaar later bedacht Marie Antoinette, die ook heel erg van chocola hielt, de functie van chocolademaker: de koningin. Er werden chocoladefeesten gegeven aan het hof, in Frankrijk noemden zij die “chocolat du roi”. Wie op dit feest mocht komen, had het gemaakt in het leven.

María Theresa (prinses van Spanje) trouwde in 1660 met Lodewijk XIV. Zij zou het volgende hebben gezegd: “Chocolade en de koning zijn mijn enige passies.” María Theresa had een Spaanse bediende die elke ochtend chocolade voor haar zou maken. De vrouwen van het Franse hof waren erg nieuwsgierig naar deze drank, zeker toen er een gerucht ontstond dat deze drank zinnen zou prikkelen. De verkoopcijfers gingen meteen erg snel omhoog. Een ander bekend verhaal is, is dat María’s liefde voor chocolade zo ver ging, dat ze een rare huid kreeg en haar tanden zwart werden.

In Frankrijk heeft chocola altijd hoge emoties opgeroepen. In 1664 zeiden de geleerden dat chocola erg goed voor je was, waarschijnlijk vanwege het hoge vetgehalte, maar anderen waren er juist heel negatief over. Madame de Sévigné, een Franse courtisane was gek op chocola, maar zelfs zij was een tijdje tegen chocola. Madame de Sévigné schreef aan haar dochter: “Chocola is voor mij niet langer wat het was, de mode heeft me verblind, zoals altijd… het is een bron van opvliegers en hartkloppingen; het is eerst even aangenaam en doet dan plotseling een aanhoudende koorts in je ontbranden die tot de dood leidt… in de naam van God, nuttig het niet langer…” In een andere brief die ze schreef aan haar dochter vertelde ze een verschrikkelijk verhaal over Marquise de Coëtlogon. Tijdens haar zwangerschap zou zij zoveel chocola hebben gegeten, dat ze een jongetje op de wereld zette die zo zwart was als de duivel en stierf”. Hierna veranderde Madame de Sévigné weer van gedachten, in een andere brief schreef ze over vasten en chocola: “Eergisteravond heb ik chocola gedronken om mijn diner te verteren, zodat ik later goed kon souperen. Gisteren heb ik wat gedronken om te kunnen vasten tot de avond. Wat ik zo prettig vind van chocola is dat hij voor allerlei doeleinden te gebruiken is.”

 

 

Zwitserland

In de tweede helft van de 17e eeuw was chocola in alle grote steden van Europa bekend. In Zwitserland werd chocola echter pas later bekend. Dit is best apart aangezien Zwitserland nu één van de grootste producenten van chocola is.

In 1697 kwam de burgemeester van Zürich terug van zijn reis naar Brussel. Hij bracht toen het recept van chocola mee naar Zwitserland. Pas halverwege de 18e eeuw was chocola goed verkrijgbaar in Zwitserland. Je kon het makkelijk krijgen op de markt rond de grens van Italië, waar veel Italiaanse handelaren aanwezig waren.

 

 

Duitsland en Oostenrijk

Ook Duitsland wist pas laat over het fenomeen chocola. Chocola was eerst jarenlang als drankje te koop bij de apotheek. Maar halverwege de 17e eeuw was chocola bekend bij de trendsetters, zij het niet in alle steden. In Berlijn werd het bijvoorbeeld nog steeds gezien als een vies drankje wat diende als medicijn, maar in Dresden en Leipzig was chocola erg populair.

Twee van de grootste chocoladeliefhebbers van Duitsland waren twee beroemde dichters genaamd Goethe (1749-1832) en Schilder (1759-1805). Van Goethe beschouwde de drank als grote inspiratiebron en hij dronk de drank zelfs nog op hoge leeftijd. Als hij weer op reis was schreef hij altijd brieven aan zijn vrouw. In deze brieven vroeg hij altijd of zij een nieuwe voorraad chocola wilde sturen. Het moest wel van zijn favoriete chocoladefabrikant zijn, Riquet. Deze fabriek stond in Leipzig.

In 1756 begon Duitsland zelf een hoop chocola te produceren. Dit kwam doordat prins Wilhelm von der Lippe een chocoladefabriek in Steinhude liet bouwen. Hij liet speciaal voor deze fabriek Portugese arbeiders overkomen die geschoold waren in de bereiding van chocola.

In Oostenrijk werd de chocoladedrank al snel overgenomen. Keizer Karel VI liet zijn hof en chocola verplaatsen van Madrid naar Wenen (1711). Omdat de prijs van chocola in Oostenrijk niet zo hoog was als in Duitsland kon zelfs een normaal persoon genieten van de drank.

Er is een verhaal over een Duitse reiziger in Wenen die tot zijn grote verbazing zag hoe een kleermaker een kop van de beste chocolade dronk.

Duitsers en Oostenrijkers waren erg goed in het maken van gebak. De chef-kok patisserie aan het keizerlijk hof van Oostenrijk scheen zelfs de gelijke te zijn geweest van de hoogste generaal. Net zoals bij de Italianen duurde het lang voordat de Duitsers en de Oostenrijkers chocola als ingrediënt gingen gebruiken.

 

 

Groot-Brittannië

In de 16e eeuw waren de Spanjaarden heel erg druk met het transporteren van cacao. De Britten hadden er echter geen belangstelling voor. Zelfs de piraten die de Spaanse havens en schepen overvielen hadden totaal geen belangstelling in cacao; ze zagen de economische en culturele waarde er ook niet van in en ze wilden het niet eens hebben. Hetzelfde gold voor de Nederlandse piraten, zij hadden enorme ladingen cacao overboord gegooid.

Chocolade kwam uiteindelijk wel naar Engeland, maar met twee andere producten. Thee uit Azië en koffie uit Afrika. Koffie werd erg snel populair bij de Britten, waarschijnlijk omdat koffie relatief goedkoop is, maar chocola volgde snel.

Het eerste chocolate house in London werd genoemd in The Public Advertiser in 1657. Twee jaar later werd het een geweldige drank genoemd.

Het beroemdst was White’s Chocolate House vlak bij St. James’s Palace, die was geopend door een Italiaanse immigrant. De concurrentie kwam van The Cocoa in St. James’s Street.

Voor de rijken werden deze koffie- en chocoladehuizen een populaire plek. Het was een goede plek om te gokken, grote bedragen werden daar verloren en gewonnen. In 1675 probeerde Karel II deze huizen te sluiten omdat politici en zakenlieden er te vaak kwamen en hun gezinnen dreigden te verwaarlozen. Een andere reden is misschien dat hij de huizen wilde laten sluiten, omdat het misschien kon leiden tot een opstand. Dit was namelijk al gebeurd in 1649 en toen werd zijn vader geëxecuteerd.

De dagboekschrijver Samuel Pepys (1633-1703) was dol op chocola. Hij bezocht daarom ook regelmatig chocoladehuizen. In zijn dagboek schreef hij over een erge kater die hij had op de ochtend na de kroning: “Werd ’s morgens wakker met mijn hoofd in een slechte staat door de drank van gisteravond, waarvan ik veel spijt heb; stond dus op en ging met Mr. Creed onze ochtenddrank nuttigen, die hij mij gaf in de vorm van chocola om mijn maag tot rust te brengen.”

Voor de regering kwam de populariteit van chocola erg goed uit, zo konden namelijk veel winst maken. Importeurs moesten bijvoorbeeld veel belasting betalen voor elke zak cacaobonen die zij het land in brachten. In 1660 werd zelfs belasting geheven op elke liter chocola die in Engeland werd gemaakt en werd verkocht.

Dit leidde natuurlijk tot smokkelarij en vervalsingen. Brandon Head vertelt in The Food of the Gods over het aanleggen van chocola met schillen en doppen. Hij schreef: “Om deze praktijk te voorkomen werd in 1770 bepaald dat de schillen of doppen in beslag moeten worden genomen of vernietigd.” Dit gebeurde alleen niet overal. Brandon Head schreef ook het volgende: “Hiervan wordt in Ierland nog steeds een lichte, maar niet onaangename tafeldrank bereid, onder de benaming miserables.”

Halverwege de vorige eeuw ging de belasting weer omlaag door de gigantische importcijfers en de invloed van eigenaren van de fabrieken die de regering hadden overtuigd van de voedzaamheid van chocola. Nadat de belasting omlaag was gegaan kon de gehele bevolking aan chocola komen. Hierdoor groeide chocola uit tot een belangrijke industrie.

 

In de White’s Coffee House, een schilderij uit 1733, geschilderd door William Hogarth.

 

Verenigde Staten

De eerste chocola kwam rond 1756 terug naar Amerika. Dit kwam waarschijnlijk doordat een Engelse man terugreisde naar de kolonies aan de oostkust en hij toen dus chocola meenam. Ook weten we dat een Italiaanse snoepmaker, Domingo Ghirardelli, handel dreef in Lima, Peru. Hij exporteerde cacaobonen en andere producten uit Zuid-Amerika naar San Francisco, hij leverde deze producten aan goudzoekers. Cacaobonen konden ook vanuit Jamaïca worden gehaald nadat de Spanjaarden daar vertrokken.

De derde president van de Verenigde Staten, Thomas Jefferson (1743-1826), deed de volgende uitspraak over chocola: “Chocola zal dankzij zijn superieure eigenschappen op het gebied van gezondheid en voeding weldra de voorkeur genieten boven thee en koffie in Amerika, net als in Spanje.” In Noord-Amerika werd chocola anders ontvangen dan in Europa. Desondanks dat de rijke bevolking de drank lekker vond, werd het alleen thuis gedronken en werden er niet speciale chocoladehuizen opgericht. Ook was chocola voor iedereen, en niet alleen voor de rijkere bevolking. De nadruk lag op gezondheid en niet op verfijndheid, hierdoor kon chocola door veel meer mensen aangeschaft worden vergeleken met landen in Europa zoals Spanje, Frankrijk en Groot-Brittannië.

De eerste Amerikaanse chocoladefabriek werd geopend in 1765. Dit was in Massachusetts door Dr. James Baker en John Hannon. De Walter Baker Company werd vijftien jaar later opgericht door de kleinzoon van James Baker. In 1884 produceerde Milton Hershey van de Hershey Chcolate Company couverture, cacaopoeder en zoete chocoladeglazuren voor beroemde toffees. Rond 1885 had Domingo Ghirardelli, de Italiaanse snoepmaker die handel dreef in Lima in Peru, zijn California Chocolate Manufactory in San Francisco geopend. In Noord-Amerika was chocola een groot succes, economisch gezien.

 

 

Wat heeft chocola met de kerk te maken?

De kerk speelde direct en indirect een belangrijke rol in de vroege geschiedenis van chocola. De oorlogen tussen de katholieken en de protestanten in de 16e en 17e eeuw waren in feite de oorzaak van de verschijning en verspreiding van chocola in Europa. De jezuïeten waren mensen die erg betrokken waren bij deze oorlogen. Zij stonden volledig achter de katholieke kerk. Zij waren belangrijk in Europa en in Zuid-Amerika. Het is bijna zeker dat niet de ontdekkingsreizigers, maar de jezuïeten chocola meebrachten naar Spanje, Italië en Frankrijk. Chocola zou namelijk via de netwerken tussen de kloosters zo door zijn gegeven. Dankzij de jezuïeten werden in plaats van gemalen cacaobonen, ruwe cacaobonen naar Europa verscheept. De Spaanse kolonisten maakten een hoop winst door deze cacaobonen in Zuid-Amerika te verwerken.

De religieuze oorlogen hadden in Italië als gevolg dat er een hoop huwelijken waren tussen families met een hoop geld en de heersende macht. Tot 1879 was Italië verdeeld in verschillende staten en daarom vond men huwelijken de beste manier om hun macht te vergroten.

De bruiden uit deze rijke families namen vaak ook hun kamermeisjes, koks en hun favoriete voedingsmiddelen mee naar Italië. Door het laatste, het meenamen van voedingsmiddelen, dook chocola in verschillende plaatsen op.

Tot de 18e eeuw werd chocola gemaakt in de kloosters door de monniken en nonnen. Dit gold niet alleen voor Europa, maar ook in Zuid-Amerika. Dit gebeurde volgens de oude Azteekse methode. In het boek The English-American, His Travel by Sea and Land, or a New Survey of the West Indies (geschreven door Thomas Cage, uitgegeven in 1648), wordt verteld over kloosterkerken onder leiding van nonnen en monniken. Thomas Cage zei het volgende: “Iedereen daarover sprak, niet vanwege hun religieuze praktijken, maar vanwege hun vaardigheid in het maken van dranken die in die gebieden worden genuttigd; de ene heet chocola, de andere atolle. Chocola wordt (ook) in dozen gedaan en niet alleen naar Mexico, maar jaarlijks ook in grote hoeveelheden naar Spanje getransporteerd.” In de Nieuwe Wereld was de drank erg populair bij de monniken en de nonnen omdat deze drank hun tijdens langdurige vastentijden overeind hield. In de Oude Wereld waren er wel meningsverschillen over chocola. Een Spaanse monnik zou de chocoladedrank duivels hebben genoemd, omdat de drank mensen extra energie gaf. Hij zei dat deze energie van kwade geesten zou komen, maar niemand vond zijn mening belangrijk. In 1650 besloten ze jezuïeten geen chocola meer mochten drinken.

 

De bisschop van Chiapa was een grote tegenstander van chocola, dit zou zo zijn omdat zijn mis telkens werd verstoord voor het nuttigen ervan. Volgens een beroemd verhaal van Thomas Cage klaagden de blanke, rijke vrouwen van Chiapa Real over het volgende: “Grote zwakte en problemen van de maag, die volgens hen zo groot zijn dat zij niet in staat zijn de kerkdienst te volgen… tenzij zij een kopje hete chocola drinken… Hiervoor was het gebruikelijk om hun meiden een kopje chocola naar de kerk te laten brengen…, hetgeen niet kon geschieden zonder een grote verwarring en verstoring van mis en preek.”

De bisschop schreef een verklaring waarin hij zei dat iedereen die in de kerk at en dronk, uit de kerk zou worden gezet. De vrouwen die aan het klagen waren trokken zich niks aan van deze verklaring. Hierdoor kwam er een echte opstand met geweld.

De vrouwen sloegen terug door niet naar de missen van de bisschop van Chiapa te gaan. In plaats van naar de missen van de bisschop te gaan gingen ze naar de kloostermissen. De priester waarschuwde de bisschop en zei het volgende: “Als de vrouwen hun zin niet krijgen, zullen zij zich zeker wreken. Hetzij door middel van chocola of ingemaakte producten of een ander fraai geschenk dat zeker de dood zal brengen!” En de priester had gelijk. De bisschop overleed acht dagen later aan een vreselijke dood omdat hij ziek was geworden. Thomas Cage schreef: “Zijn hoofd en gezicht waren zo gezwollen dat de huid van welk deel dan ook bij de minste aanraking openbarstte en wit spul uitspoot dat zijn hele lichaam had aangetast en was binnengestroomd.” Er ging een gerucht rond over één van de vrouwen die waarschijnlijk iets te intiem was met één van de jongens die voor de bisschop werkte. Van die vrouw moest die jongen de bisschop vergiftigen met de chocoladedrank.

 

Toen chocola erg bekend werd in Europa, nam ook het gebruik van andere middelen toe uit de tropische gebieden, zoals koffie, thee, tabak, rum en suiker. De Kerk zei dat deze middelen (op suiker na) wel gevaarlijk konden zijn voor  de bevolking.

 

 

Chocola als medicijn?

De Maya’s gebruikten cacao al sinds de 4e eeuw als geneesmiddel. Tovenaars, de voorgangers van priesters en dokters, schreven cacao voor als medicijn. Cacao zou dienen als een opwekkend middel en als rustgevende balsem. Krijgers dronken chocola als een soort pep drank, cacaoboter werd over de wonden gesmeerd.

Later maakten de Azteken een drankje, ze gebruikten hiervoor cacao en de gemalen botten van hun voorvaderen. Dit drankje moest diarree tegengaan. De Spaanse kolonisten kenden ook de geneeskrachten van cacao.  Een reiziger schreef het volgende op: “Ze maken daarvan pasta die volgens hen goed is voor de maag en tegen catarre.”

In de wetenschappelijke en medische wereld waren er verschillende meningen over de geneeskrachten van cacao. Er werd veel gepraat over de voor- en nadelen van chocola als geneesmiddel. In de kerk praatte ze er ook veel over. In de 16e eeuw was de geneeskunde nog niet zo erg goed. Er waren veel theorieën gebaseerd op het principe van warme en koude humeuren of lichaamsenergieën. Deze moesten in balans blijven, anders zou je ziek worden. De Spanjaarden deelde chocola in bij de koude humeuren. Daarom begonnen ze de chocoladedrank warm te drinken om zo het effect te neutraliseren. Deze drank werd op smaak gebracht door hete specerijen.

In de 17e eeuw waren plantkundigen en medici het erover eens dat cacao wel gezonde elementen bevatte. Henry Stubbe (1632-1672), een Engelse arts aan het hof, bezocht Indië om de effecten van chocola te onderzoeken. Toen hij terugkwam publiceerde hij het boek The Indian Nectar. In dit boek verteld hij alleen maar over hoe goed de drank wel niet was.

Er waren veel mensen die de drank echt geweldig vonden. Onder andere ook de Italiaanse art Stephani Blancardi (1650-1702). Hij schreef: “Chocola is niet alleen aangenaam van smaak, maar is ook een ware balsem voor de mond, voor het in goede gezondheid houden van alle klieren en humeuren. Hierdoor komt het dat iedereen die het drinkt een zoete adem bezit.”

 

Brillat-Savarin

http://en.wikipedia.org/wiki/Jean_Anthelme_Brillat-Savarin

 

In Frankrijk werd chocola pas medisch goedgekeurd in 1661. De gastronoom Brillat-Savarin (1755-1826) maakte een hele lijst met voordelen in Physiologie du Goût: “Chocola, indien met zorg bereid, is een gezonde en aangename vorm van voedsel… het is zeer geschrikt voor personen die zich mentaal moeten inspannen, predikanten, advocaten en vooral reizigers… het past de zwakste maag, heeft goede diensten bewezen in gevallen van chronische ziekten en is nog steeds het laatste redmiddel bij ziekten aan de pylorus.” Een aantal tijdgenoten van Brillat-Savarin hielden vol dat chocola ook het geneesmiddel was van tuberculose. Een Franse dokter kwam ook tot de conclusie dat chocola uitstekend was voor een gebroken hart. Hij schreef het volgende op: “Wie liefheeft en het ongeluk treft te moeten lijden aan de meest universele amoureuze ziekte, zal (in chocola) de meest verlichtende troost vinden.”

Niet iedereen was zo positief als de mensen die hierboven zijn beschreven. Een arts uit de 18e eeuw die aan het hof van Toscane werkte verklaarde dat chocola heet was en dat idioot is om er “hete, bedwelmende middelen” in te doen.

In het algemeen werden de geneeskrachtige voedzame eigenschappen van chocola erkend. Een Engelse schrijver omschreef chocola als “onvergelijkelijk als gezinsdrank voor het ontbijt of diner, wanneer zowel thee als koffie niet echt passend is, tenzij de laatstgenoemde bijna geheel uit melk bestaat.”

Brillat-Savarin had ook opgeschreven dat als je chocoladedrank drinkt aan het einde van de maaltijd, dat alles na drie uur volledig verteerd zou zijn.

Rond 1800 doken er allemaal soorten chocola op die zou moeten helpen om verschillende ziektes te genezen. Er was bijvoorbeeld chocola om de tering te genezen, maar deze producten werkten niet. Toch kochten mensen ze, omdat ze dachten dat het hielp, dus de mensen die deze producten op de markt hebben gebracht, maakten een hoop winst.

 

 

 

 

 

 

 

 

Grondleggers

Groot-Brittannië

De productie van chocoladedrank in Groot-Brittannië veranderde door de industriële revolutie en de sociale, economische en culturele veranderingen die daarvan het gevolg waren. In de 18e eeuw gebruikten ze nog wel steeds de oude primitieve methode van de Azteken. Door de technologische ontwikkelingen kwamen er twee belangrijke verbeteringen: een hydraulische pers die in 1728 werd uitgevonden door Walter Churchman. De andere was de stoommachine die werd uitgevonden in 1765 door James Watt. De stoommachine was erg belangrijk voor de voedingsmiddelenindustrie.

Een andere ontwikkeling was een revolutionaire chocoladepers die in 1828 werd uitgevonden door Coenraad van Houten, een Nederlandse man.

In 1853 ging de belasting op de chocoladedrank omlaag, omdat de import was gestegen. Ook was het transport makkelijker geworden door de komst van de spoorwegen. Ook werd het chocola sneller gemaakt door de machines. Door deze ontwikkelingen was de chocoladedrank voor iedereen beschikbaar, voor rijke en arme mensen.

In diezelfde tijd begonnen de bedrijven met het maken van chocola (Fry, Cadbury, Rowntree en Terry). Deze bedrijven sloten een soort verbond.

Waarschijnlijk begonnen deze bedrijven weer met het produceren van deze “gezonde” drank om de armen van gin en bier af te helpen en hun levensstandaard in het algemeen te verbeteren. Ook waren zij goed voor hun werknemers. Ze zorgden ervoor dat hun arbeiders in goede werkomstandigheden konden werken. Ze bouwden zelfs modeldorpen voor de (ex)arbeiders. Ook regelden ze gratis onderwijs, gezondheidszorg en diensten.

Fry was het enige bedrijf wat chocola leverde aan de marine en zo werden ze dus de grootste chocoladefabrikant ter wereld! Cadbury, de rivaal van Fry, kon dit niet hebben. Toch wisten zij de titel ‘chocoladeleverancier van koningin Victoria’ te bemachtigen.

 

Cadbury chocola en Fry chocola

Cadbury: https://gourmetboutique.wordpress.com/2013/06/20/cadbury-love/

Fry: http://www.treasureislandsweets.co.uk/products/Fry's-Chocolate-Cream.html

 

Italië

De Italianen waren altijd al snoepmakers geweest. Zij gebruikten chocola al heel erg vroeg als ingrediënt, daardoor waren ze belangrijk voor het bereiden van chocolaatjes.

In 1884 bestelde de keizer van Rusland zijn eerste gouden ei met verrassingsvulling van edelstenen bij juwelier Fabergé. Toen maakten de Italiaanse chocolademakers iets wat wij nu kennen als een surprise-ei.

De Italiaanse chocolade werd vooral gemaakt in Turijn en Perugia, Turijn ligt in Noord-Italië en Perugia een beetje in het midden. De echte commerciële productie ontwikkelde zich pas echt in de 19e eeuw toen een ingenieur uit Genua genaamd Bozelli een machine bedacht waarmee je meer dan 300 kilo chocolade per dag mee kon maken.

Er zijn verschillende bedrijven te vinden in Noord-Italië zoals Caffarel, Baratti & Milano, Perugina (eigendom van Nestlé) en Majani.

 

Chocola van het bedrijf Caffarel. Caffarel heeft vroeger de Italianen chocola leren maken.

https://www.google.nl/url?sa=i&rct=j&q=&esrc=s&source=images&cd=&cad=rja&uact=8&ved=0CAcQjRw&url=http%3A%2F%2Fwww.rshoponweb.com%2Findex.php%2FcPath%2F70%2Flanguage%2Fen&ei=R0u1VOChBtXharzFgdAH&psig=AFQjCNGeijzTa7kTp5yqbr4-h1UvhQBuRA&ust=1421253738361973

 

Zwitserland

Zwitserland is een belangrijke producent als het over chocolade gaat. Ze hadden veel pioniers op het gebied van chocola. De eerste was François Cailler, hij reisde in 1815 naar Turijn, een stad in het noorden van Italië waar chocola werd gemaakt. Hier leerde François Cailler chocolade maken bij Caffarel. Vier jaar later opende hij zijn eigen chocoladefabriek, de eerste in Zwitserland.

Uit Zwitserland kwam ook Philippe Suchard, de uitvinder van de eerste chocolademengmachine.

In 1945 opende Richard Sprüngli een winkel in Zürich, gevolgd door een fabriek in 1900. Henri Nestlé was een drogist en hij vond een soort melkpoeder uit, hier maakte Daniel Peter slim gebruik van, want in 1879 maakte hij zijn eerste melkchocoladerepen. Ook in 1878 vond Rodolphe Lindt het concheren uit, dit zou de textuur en de smaak van chocola voorgoed veranderen.

De kleinzoon van Richard Sprüngli kocht in 1899 het product van Lindt over, vijf generaties later is Lindt & Sprüngli de grootste afhankelijke chocoladeproducent van Zwitserland.

Tot slot hebben we nog Jean Tobler. In 1908 maakte hij het bekende Toblerone. De vorm van de chocolade is een driehoek, omdat dit de Alpen moet voorstellen. 

 

Frankrijk

De eerste Franse chocoladefabrieken kwamen halverwege de 17e eeuw. Net zoals in Groot-Brittannië was het proces van het maken van chocola erg langzaam en primitief. Vanaf 1732 werd het makkelijker. Dubuisson vond toen de maaltafel uit. De mensen die toen in de chocoladefabrieken werkten konden nu staand de cacaobonen fijnmalen in plaats van op hun knieën.

De beroemdste producenten waren Auguste Poulain en Jean-Antoine Menier. In 1848 begon Auguste Poulain met het maken van chocola, in 1878 produceerde hij inmiddels tonnen chocola, afkomstig uit vijf fabrieken. Zijn zoon Albert ontwikkelde in 1884 chocolade-ontbijtdrank. Die drank staat nu bekend als Grand Arôme en is erg geliefd bij Franse kinderen.

Jean-Antoine Menier was een apotheker die bekend stond om zijn “medicinale poeders”. Hij kocht een kleine chocoladefabriek langs de rivier de Marne. Zijn doel was om zijn pillen van een laagje chocola te voorzien. In 1853 stierf hij helaas, zijn zoon Emile-Justin nam het toen over en richtte een hele fabricage op van chocola. Hij opende een fabriek in Frankrijk, in Londen, had een opbergplaats in New York en hij kocht cacao van cacaoplantages in Nicaragua. Hij liet voor zijn arbeiders een modeldorp bouwen à la Bourneville. Toen hij ook stierf werd hij ook opgevolgd door zijn zoon, hij heette Henri. In 1889 liet Henri elektriciteit en telefoons instaleren in de huizen van de arbeiders. Ook gaf Henri hun het recht om met hun 60ste met pensioen te gaan.

Er zijn een hoop kleine chocoladebedrijven in Frankrijk. In 1800 vestigden Debauve & Gallais zich in Parijs en zijn in de stad de oudste producenten die handgemaakte chocolaatjes maken. 

 

Verenigde Staten

Pas halverwege de 18e eeuw kwam Noord-Amerika met chocolade. De eerste industriële producenten waren Dr. James Baker en zijn partner John Hannon. Zij lieten in 1765 een chocoladefabriek bouwen in Neponset, Massachusetts. In 1780 wijzigden ze de naam naar The Walter Baker Company. Dit bedrijf maakt bakkerschocolade en allerlei chocoladerepen en kleine chocolaatjes.

De geslaagde caramelfabrikant uit Pennsylvania bezocht ruim een eeuw later de Wereldtentoonstelling in Chicago. De man heette Milton Hershey. Hij was diep onder de indruk van de Duitse machines voor de productie van chocola die hij daar zag. Hij wist dat chocola een kassasucces zou worden. Daarom verkocht hij zijn eerste melkchocoladereep in 1895.

Milton was erg sociaal gedreven. Hij nam voedingsdeskundigen in dienst om te zorgen dat zijn producten gezonde eigenschappen hadden. Ook zorgde hij ervoor dat de werkomgeving er goed uit zag en alles helemaal schoon was, hij liet de fabrieksstad Hershey bouwen in Pennsylvania. De hoofdstraten heten East Chocolate Avenue en Cocoa Avenue. De bomen in de straten werden vernoemd naar plaatsen waar cacao werd geteeld of naar cacaoboomsoorten. Hij ging zelfs nog een stapje verder, hij zorgde voor voorzieningen voor arbeiders zoals een dierentuin, een pretpark een theater en sportvoorzieningen.

Milton Hershey was niet de enige Amerikaanse producent die gezonde eigenschappen erg belangrijk vond. Voorbeelden hiervan zijn de Taylor Brothers en Dr. William Hay, bekend van de populaire Hay System van voedselcombinaties.

De Taylor Brothers benadrukte de genezende werking van chocola. Hun gedachtegang over chocola kwam overheen met de eerste Europese chocoladefabrikanten die in de 16e en 17e eeuw via apotheken en kloosters chocolade verkochten omdat men dacht dat chocolade genezende krachten had.  

Het logo van Ghirardelli chocola.

https://www.google.nl/url?sa=i&rct=j&q=&esrc=s&source=images&cd=&cad=rja&uact=8&ved=0CAcQjRw&url=http%3A%2F%2Fwww.ispot.tv%2Fbrands%2FALh%2Fghirardelli&ei=RmK1VLvzHcb3UMicg-gO&bvm=bv.83339334,d.d24&psig=AFQjCNGjYSQDIDrMdEbVeLDMzePBO4_M8g&ust=1421259715495112

De Italiaanse snoepmaker Domingo Ghirardelli had banden met Zuid-Amerika. Hij was als eerst in zaken gegaan met Lima, de hoofdstad van Peru. Domingo Ghirardelli raakte bevriend met een Amerikaanse kastenmaker. Zijn naam was James Lick. In 1847, vlak voordat er goud was gevonden in Sutter’s Mill, verhuisde James Lick van Lima naar San Francisco en nam een hoop chocolade mee van Domingo Ghirardelli. Ghirardelli volgde James Lick naar Californië. Toen hij daar aankwam realiseerde hij zich direct dat de goudzoekers die inmiddels in grote getallen toestroomden, allerlei behoeften hadden waarin hij kon voorzien.  

De jaren daarna gebeurde er erge dingen. Er was een faillissement en een grote brand, maar de zaak bleef draaien ondanks de dingen die er gebeurde in Amerika. In 1856 heette het bedrijf Ghirardelli’s California Chocolate Manufactory. Er gebeurde in 1860 iets belangrijks binnen het bedrijf van Domingo Ghirardelli, hij ontdekte namelijk hoe hij vetarm cacaopoeder kon maken. Het product werd Sweet Ground Chocolate and Cacoa genoemd, deze chocola bestaat nog steeds.

De oude fabrieksgebouwen zijn nu bezienswaardigheden geworden in San Francisco. In 1963 werd het bedrijf van Ghirardelli overgenomen door de Golden Grain Macaroni Company en in 1983 weer werd aangekocht door de Quaker Oats Company.

De Franse chocolademaker Etienne Guittard reisde in 1860 naar de goudmijnen van San Francisco. Na drie jaar had hij nog geen goud gevonden. Hij ruilde de chocola die hij had meegenomen voor gereedschappen. De winkeliers waarmee hij had geruild zeiden dat zijn chocola wel een groot succes konden worden in San Francisco.

Etienne Guittard ging terug naar Frankrijk om daar te gaan sparen. In 1868 keerde hij terug naar San Francisco met alle materialen die hij nodig had om zijn eigen zaak te openen. Deze zaak werd één van de belangrijkste Amerikaanse chocolade fabrikanten voor groothandelaren. De allerbeste snoepmakers, bakkers en ijsbereiders gebruikten Guittard en dat is nu nog steeds zo.

 

Guittard chocola

https://www.google.nl/url?sa=i&rct=j&q=&esrc=s&source=images&cd=&cad=rja&uact=8&ved=0CAcQjRw&url=http%3A%2F%2Fwww.bakerscandc.com%2Fguittard-chocolate-company%2Findex4.html&ei=-GS1VK2SFZLiaq6LgIAF&bvm=bv.83339334,d.d2s&psig=AFQjCNEMBFpNldD1GxwenLG4co7_CMQRaA&ust=1421260401132558

 

Bron: Chocola met meer dan 200 recepten. Geschreven door Christine McFadden en Christine France.

 

Op deze afbeelding zie je een door Maya's gebouwde tempel.

Op deze afbeelding zie je de hiërogliefen van de Maya's.

De aankomst van Columbus in Amerika.

Een molinillo. Molinillo's werden (en worden nog steeds) gebruikt om de chocola te malen. Vaak zijn ze mooi versierd zoals dit exemplaar.

Éen van de eerste chocoladefabrieken.

In de White’s Coffee House, een schilderij uit 1733, geschilderd door William Hogarth.

Brillat-Savarin maakte een lijst met voordelen van chocola: Physiologie du Goût.

Cadbury chocola werd de chocoladeleverancier van koningin Victoria.

Doordat Fry's aan de marine chocolade leverde, werden zij de grootste chocolade fabrikant ter wereld.

Chocola van het bedrijf Caffarel. Caffarel heeft vroeger de Italianen chocola leren maken.

Het logo van het merk Chirardelli.

Chocola van Guittard.